DE OUDE- EN BIJZONDERE GRAFSTENEN VAN OIRSBEEK

 1.  DE OUDE GRAFSTENEN VAN OIRSBEEK

 Voordat in 1952 -1953 een nieuw schip aan de kerk te Oirsbeek werd gebouwd waren er nog 14 oude grafstenen op het kerkhof aanwezig welke zijn genoteerd in een dubbeldeel uitgave in 1960-1961 van de Publications de La Sociêtê Historique et Archêologique dans le Limburg over grafstenen in Limburg. Van deze 14 grafstenen zijn er nog maar 8 over en de rest is geruimd of verdwenen. De oudste grafsteen stamt uit het jaar 1625.

In 2009 bezit de St.-Lambertuskerk te Oirsbeek elf oude grafstenen. Er zijn drie grafstenen die toen niet in de uitgave waren gepubliceerd.

Van deze elf grafstenen zijn er twee in de buitenmuur van de kerk gemetseld één steen staat achter het altaar op de trappen richting kripte en de rest is in de kripte ingemetseld.

 De dood is iemand van weinig woorden. Toch hebben graven veel te vertellen.

“Een geschiedenisboek in steen”.

De grafsteen is een steen die de plaats markeert waar een graf is en iemand begraven ligt.

De grafsteen zegt een heleboel over de cultuur waar de overledene deel van uitmaakte:

  1. Vrijwel altijd staat de naam of namen van de overledene(n) die er is/zijn begraven.
  2. Vaak een geboorte- en sterfdatum en /of een leeftijd.
  3. Familierelaties tussen de begraven personen.
  4. Soms het beroep van de overledene of andere kenmerken die door de nabestaanden       belangrijk werden gevonden.
  5. Kunstuitingen, vaak van symbolische aard. Op het graf van een priester een kelk met hostie, verder Calvarie voorstelling van Jezus aan het kruis met rechts Maria en links Johannes, op andere een familiewapen, doodskop met bot(ten), crucifix, medaillons etc.

Het materiaal van de grafsteen was voorheen van kalk- of zandsteen. Deze stenen zijn na honderd jaar door de weersinvloeden zo goed als onleesbaar geworden. Grafstenen van hardsteen zijn op veel kerkhoven nog aanwezig, zo ook de oudere stenen in de kripte.

Ook is een tijd lang het gietijzeren kruis afkomstig uit Luik (B) in geweest. Na de Franse Revolutie in 1814 werden vele gietijzeren kruisen van kerkhoven als wegkruisen gebruikt.

En mensen met een smalle beurs plaatsten houten kruisen die meestal na enkele tientallen jaren waren weggerot. Momenteel heeft men stenen van gepolijst graniet deze hebben een langere levensduur.

Deze grafsteen van zandsteen is een ingemetseld monumentje, voorzien van hermelijnen mantel, bekroond door een kruis een wit porseleinen wapentje van de Limpens opgelegd, maar dit porseleinen wapentje is kapot en verdwenen; gekroonde helm zonder helmteken; dekkleden en met de volgende tekst:

 I.M.I.

In fide resurrectionis hic requiescunt pränohil.

Dominus Franciscus Josephus de Limpens

J.U.L. in Doenraedt

domicella Maria Christ. De Limpens Soror ejus

Nati in Essen, ille 11ta 8bris 1760

Illa 23ta Julii 1763, denati in Doenraedt

Ille 26ta Junii 1840, illa 8ta Augusti 1842

Requiescant in pace

Amen

Posuit gratissimus filius ac nepos,

Ludovicus de Limpens in Doenraedt.

 Een ruime vertaling van de tekst op de grafsteen:

 I.M.I. = In Memoriam = Ter nagedachtenis van

In trouw verrezen en hier hun laatste rustplaats vonden

De Heer Franciscus Josephus de Limpens

J.U.L. = Juris Utriusque Licentiatus = academische graad in beide

rechten zowel het burgerlijk- als kerkelijkrecht

Juffrouw Maria Christina de Limpens, zuster en erfgenaam

Beiden geboren te Essen, hij op 11 oktober 1760

Zij op 23 juli 1763, beiden overleden te Doenrade

Hij op 26 juni 1840, en zij op 8 augustus 1842

Rusten in vrede

Amen

Het monument werd uit dank geplaatst door zijn zoon en kleinzoon Ludovicus de Limpens uit Doenrade

Franciscus Josephus de Limpens ging eerst in Keulen theologie studeren, waar hij op 10 juni 1772 werd toegelaten tot de tonsuur, hierna studeerde hij rechten te Heidelberg.

Hier behaalde hij de graad van J.U.L. werd hij benoemd tot Appellationsrath en schout van het vorstendom Thorn en op 20 december 1785 tevens tot stadhouder van de lenen en tot ambtman van de aan Thorn toebehorende heerlijkheid Ubach. Welke ambten hij bekleed heeft tot de Franse tijd.

Bij besluit van 31 december 1807 werd hij benoemd tot Maire (burgemeester) van Oirsbeek en beleef dit tot 1830, toen werd zijn ambt overgenomen door zijn zoon Jan de Limpens.

Frans de Limpens huwde de eerste keer op 5 februari 1792 te Brüggen (D) met Maria Magdalena Helena Dortants uit Gladbach. Zij overleed op kasteel Doenrade op 17 juli 1797. Hij huwde de tweede keer te Sittard op 26 juli 1798 met Maria Margaretha Engelen.

Uit het eerste huwelijk werd zoon Jan de Limpens geboren gehuwd met Catharina Josephina Sophia von Guaita uit Aken. Naar hem is de Weldadige Stichting Jan de Limpens genoemd. Van de familie de Limpens en von Guaita is in de kerk een kleurrijk hout gesneden familiewapen te zien in de rechter koorbank.

De steen is ingemetseld in de westkant van de toren op de plaats waarin 1835 de ingangsdeur was naar de kerk. De toegang naar  de kerk is dwars door de toren

 2.

Dit granietstenen kruis is voorzien aan de bovenkant een laurierkrans met daar in het                 kruisteken met I.H.S. en aan de onderkant van de steen staat een merk en verder de                 volgende tekst:

+

I.H.S.

HYR LIGT BEGRAVEN

IAN WABEN STARF DÊ

14 AVGVSTVS AO 1625

GOT TROEST DI

SEELEN

I.H.S. ( Lat.: Jesus Hominum Salvator = Jezus, de redder der mensen}

I.H.S. (kan ook beteken = In Hoc Signo = In dit teken)

Deze steen is ingemetseld aan de zijkant van de sacristie, aan het pad van de pastorie richting kerkhof.

 3.

Deze steen staat achter het altaar op de trappen naar de kripte. Het is een groot harstenkruis met boven in de afbeelding van een kelk met hostie en onder in de sokkel de volgende tekst:

HIER RUST

De Weleerw. Heer

Joan. Henr. BAGGEN

geb. te Geleen 25 Oct. 1823

Pastoor te Oirsbeek

1875 – 1895

Overl. 2 Maart

R.I.P.

(R.I.P. = Lat.: Requiescat In Pace = Hij (zij) ruste in vrede)

Joannes Henricus Baggen werd geboren op 25 oktober 1823 te Geleen als zoon van landbouwer Antoon Baggen en Maria Sophia Cloots. Na studies aan het seminarie te Rolduc en Roermond werd hij op 23 februari 1850 te Roermond tot priester gewijd. Hij werd na zijn wijding benoemd tot kapelaan te Echt, (H. Landricus) van 1850 tot 1856. Kapelaan te Wijk, (Maastricht) van 1856 tot 1862. Kapelaan te Sittard, (H. Petrus) van 1862 tot 1875. Pastoor te Margraten van 1872 tot 1875 en dan pastoor te Oirsbeek van 1875 tot aan zijn overlijden.

4.

Na de bouw van het nieuwe schip van de kerk te Oirsbeek in 1953 werd zijn hardstenen grafsteen (plaat) in de kripte geplaatst zodat hij bewaard is gebleven. De grafsteen bevat de volgende tekst:

+

D.O.M.

Hier ligt begraven

De Weleerw. Zeergeleerde Heer

Jan Jozef Habets

Rijksarchivaris in Limburg. Lid der

Koninklijke Academie van wetenschap

in Nederland. Erelid der Koninkl.

Vlaamsche Academie in België.

Voorzitter van het genootschap voor geschied-

en oudheidkunde in Limb. Officier van

het openb. onderwijs in Frankrijk enz.

Geboren te Oirsbeek 27 Nov. 1829

Priester gewijd te Roermond in 1856

Kapellaan te Hunsel, Bunde en

Berg-Terblijt 1856 – 1878

Pastoor te Wijlre in den Vroenhof 1878

Rijksarchivaris 1 Nov. 1881

overleden te Maastricht 22 juni 1893.

R. I. P.

(D.O.M. = Lat.: Deo Optimo Maximo = aan God, opperste en grootste)

(R.I.P. = Lat.: Requiescat In Pace = Hij (zij) ruste in vrede)

Jan Jozef Habets wordt geboren op 27 november 1829 in de Gracht als zoon van hoofdonderwijzer Jan Mathijs Habets en Maria Catharina Widdershoven.

Na de lagere school, waarvan zijn vader hoofd was, ging hij van 1841 tot 1843 studeren aan het college-Kallen te Sittard. De Franse taal ging hij studeren bij de kanunniken van het H. Graf te Hoogcruts bij Noorbeek. Van 1843 tot 1852 studeerde hij humaniora (klassieke talen en letterkunde) en wijsbegeerte te Rolduc, Van 1852 tot 1856 studeerde hij godgeleerdheid aan het groot-seminarie te Roermond.

Als herinnering en dank aan Jan Jozef Habets werd in Maastricht en Oirsbeek een straat naar hem vernoemd en wel de Pastoor Habetsstraat.

Habets was lid van een aantal genootschappen, de lijst is lang en wijst op de grote achting die hij genoot:

  1. Lid der Koninklijke Academie voor Wetenschappen te Amsterdam, sedert 14 juni 1880.
  2. Lid der Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.
  3. Lid van het Koninklijke Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam.
  4. Lid van het Utrechtse Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen.
  5. Voorzitter van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap in Limburg.
  6. Corresponderend lid van de vereniging “De Nederlandse Heraut”.
  7. Buitengewoon lid van het Friese Genootschap van Geschiedenis, Oudheid- en Taalkunde te Leeuwarden.
  8. Corresponderend lid van de vereniging, “Die Haghe” te ‘s-Gravenhage.
  9. Buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde in België benoemd door koning Leopold II op 16 november 1887.
  10. Lid van de Cercle archeologique de Mons in België.
  11. Lid van het Guilde de St.-Thomas et de St.-Luc à Bruges.
  12. Lid van de Leuvense Studenten Vereniging “Met tijd en vlijt”.
  13. Lid van de Rederrijkerskamer “Het Kersauwken” te Leuven.
  14. Lid van het Comité archéologique du Brabant te Brussel.
  15.  Associé étranger à la société royale de Numismatique de Liège.
  16. Corresponderend lid van het Institut archéologique de Liège.
  17. Membre correspondant de l’Académie archéolgique de Belgique te Antwerpen.
  18. Membre correspondant de la Société d’Archéologie de Bruxelles.
  19. Lid van het Bernulphusgilde te Utrecht en van het Vondersgilde te Roermond.
  20. Lid der Verein von Alterthumsfreunde im Rheinlande.
  21. Lid der Historische Verein für den Niederrhein te Keulen.
  22. Erelid van de Historische Verein für Geldern.
  23. Mittglied der Geselschaft für Rheinische Geschichtskunde te Keulen.
  24. Mittglied der Commision für ältere Topographie von Aachen und Umgebung.
  25. Membre Correspondant étranger de la société d’archéologie pour la conservation des monuments en France.
  26. Officier de l’Instruction Publique de France. (Officier van het Openbaar Onderwijs in Frank- rijk). Hierin werd hij benoemd op 5 februari 1891.
  27. En van nog andere verenigingen en genootschappen.

Hij was en is nog steeds de bekendste Oirsbeekenaar, die bij genealogen en geschied- schrijvers regelmatig over de tong en op papier gaat. Hij was de eerste Rijksarchivaris van Limburg. De volgende lijst geeft een opsomming van de vele geschiedkundige werken van zijn hand:

  1. Jan van Weert, generaal der Beijersche kavallerie.
  2. Jan van der Croon, gouverneur van Praag.
  3. Een bijdrage tot de geschiedenis van den 30-jarige oorlog.
  4. Roermond 1862.
  5. De Lemarts, opkomst en voortgang der stad Maastricht, Maastricht 1864.
  6. Houthem-Sint Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar, eene bijdrage tot de geschiedenis van het voormalig land van Valkenburg, Maastricht 1869.
  7. Het vrijdorp Neeritter als eigendom der Domkerk van Luik, Maastricht 1867.
  8. Godfried Henschenius, medestichter der Acta Sanctorum, Maastricht 1869.
  9. Geschiedenis van de stad en de adellijke abdij van Susteren, Maastricht 1870.
  10. De genaderijke kapel van O. L. Vrouw aan de Linden te Thorn, Roermond 1870.
  11. Cronyk der landen van Overmaas en aangrenzende gemeenten, 1274, 1507, Roermond 1860.
  12. Beschrijving der Loonsche Leenen in het tegenwoordige hertogdom Limburg.
  13. De heerlijkheden Bicht, Borne, Horne, Limbricht, Meerssenhoven en Stein, Roermond 1871.
  14. De voormalige heerlijkheid Borgharen, eene bijdrage tot de geschiedenis van het voormalige land van Valkenburg, Roermond 1872.
  15. Deel 1 van de Geschiedenis van het tegenwoordige bisdom Roermond, 1875-1877.
  16. Een viertal reisdocumenten uit het hertogdom Limburg, Roermond 1876.
  17. De echtverbintenis van Maria, een Limburgsch mysteriespel, Roermond 1876.
  18. De wederdoopers te Maastricht, Roermond 1878.
  19. De studiebeurzen in Nederlandsch Limburg, Venlo 1880.
  20. De Legende van den H. Servatius, naar een middeleeuws handschrift, Maastricht1882.
  21. Geschiedenis van het leenhof en de lenen van Valkenburg, Roermond 1885.
  22. Ambtelijke brieven en andere bescheiden over de Bokkenrijders, Roermond 1887.
  23. Geschiedenis van de proostdij Meerssen bij Maastricht, Maastricht 1888.
  24. De archieven van het hoogadellijk stift Thorn, eerste deel.
  25. Een Valkenburchs dorp in 1789, 1889.
  26. Deel 2 en deel3 van de Geschiedenis van het tegenwoordige bisdom Roermond, 1890-1892.

5.

 In de kripte staat een groot hardstenenkruis met sokkel met boven in de afbeelding van een kelk met hostie en halverwege een afbeelding van een zandloper, symbool van de kortstondigheid van dit leven en het onvermijdelijke naderende stervensuur en een doodskop met daar onder twee gekruiste botten, symbool van de kortstondigheid van het aardse leven en daar onder de tekst “BIDT VOOR HEM”.

Op de steen staat verder de volgende tekst:

 HIER RUST

DE EERW. HEER ARN. EDM. NYBELEN VAN

GANGELT, CANON PRAEM. ORD. VAN

REICHSTEIN PASTOOR VAN OIRSBECK,

ZEER BETREURT VAN ZYNE SCHAPEN, IN

ZYN 62 IAAR GESTORVEN, DEN 4, AUG. J824.

Pastoor Nijbelen behoorde evenals zijn voorgangers te Oirsbeek, tot de Orde de Norbertijnen uit het klooster Reichenstein. Hij is kapelaan te Geleen en legde tijdens de Franse Revolutie niet de eed af op de Franse grondwet en dook onder te Oirsbeek. Eind 1800 keert hij als pastoor terug in Geleen. In april 1803 wordt hij na het vertrek van pastoor Franzano benoemd tot pastoor van Oirsbeek. Arnold Edmund Nijbelen wordt op 14 december 1762 te Kreitzrath geboren en gedoopt te Gangelt als zoon van Willem Nijbelen en Gertruid Sophie Mevessen.

Hij overleed op 4 augustus 1824 te Oirsbeek in de leeftijd van 62 jaar.

 6.

Dit hardstenen kruis is ingemetseld in de kripte, boven in het kruis is een afbeelding van een crucifix met daarop de initialen I.N.R.I.. Onder in het kruis is een medaillon met daarin gekruist een gaffel, hark en dorsvlegel en op de steen de volgende tekst:

 LIEVE BROEDERS IN ALLE V WERCKEN

WEEST INDACHTICH V WYTERSTEN SO

EN SVLT GY DER EEWICHEIT NIT SONDI-

GEN HIER LIGT BEGRAVEN DEN EERSAM’

DIERCK EISSEN SCEPEN DER BANCK

OIRSBECK GEWESEN MAN ENDE MOMBAER

VAN DE EERBAERE

VROWE METGEN

YVENS STARF

A. 1679 DEN 5.

FEBRVARY

B G V D S

(I.N.R.I. Lat.= Jesus Nazarenus Rex Iudaeorum = Jesus van Nazareth, de Koning der Joden)

B G V D S = Bidt Godt Voor Die Seelen. De letter V moet U lezen als een U.

 Dierck Eissens overlijdensdatum van 5 februari 1679 komt nog niet voor in de kerkregisters van Oirsbeek omdat deze eerst beginnen op 14 december 1687. Van zijn echtgenote Itgen Yvens is niets te vinden in de kerkarchieven van Oirsbeek.

We vinden wel een dochter van het bovengenoemde echtpaar Catharina Eissen zij is overleden op 15 juni 1688 in de leeftijd van 17 jaar aan hete koorts.

7.

 Dit kruis van hardsteen is ingemetseld in de muur van de kripte. Boven in het kruis is de Calvarie afbeelding aangebracht. De steen heeft verder de volgende tekst:

Hyr light begraven den Eersamen jan

wilms starb den 6 Xber 1681 ende sijn

huijsvrouw helena perbohms starb den

14 9 bris 1708 Ende haeren tweeden

Eheman Mattijs Smiets starb Ao 1739,

1764 3 MART GERTRUD HABETS

Bidt Godt

voor die

liebe seelen

(6 Xber 1681 = 6 december 1681)

(14 9bris 1708 = 14 november 1708)

De regel: “1764 3 MART GERTRUD HABETS” is op een later tijdstip op de grafsteen geplaatst, dit is te zien aan een ander lettertype en ook moeilijk leesbaar.

 In het kerkregister van de overledenen staat Jan Wilms niet vermeld omdat deze registers eerst beginnen in juli 1687. Helena Perbohms (Heilicken Bierbaums) overleed door een ziekte op 14 november en werd op 16 november begraven. Zij was 89 jaar oud en woonde op de boerderij “Raedtbune”. De 52-jarige weduwe Helena Perbohms huwde na het overlijden van Jan Wilms in 1681 met Mathijs Smiets. Hij overleed op 13 september 1739 als Matthias Schmetz wonende in de Graght. De weduwnaar Mathijs Smiets huwde op 25 juni 1709 te Jabeek met Gertruid Habets. Zij werd geboren te Jabeek omstreeks 1680 als dochter van Arnoldus Habets en Catharina Meulenberg. Zij overleed op 3 maart 1764 in de Gracht aan de tering. Het echtpaar Smiets-Habets kreeg tussen 1712 en 1727 zes kinderen te Oirsbeek.

 8.

Dit hardstenen kruis is ingemetseld in de muur van de kripte. Het kruis is boven voorzien van de Calvarie voorstelling. Onder is de steen voorzien van het familiewapen van de Limpens zijnde drie kruislings geplaatste brouwgaffels met de initialen N L en twee kruislings geplaatste pijlen het familiewapen van Pijls met de initialen M P.

En op de steen is de volgende tekst aangebracht:

 Hyr Light begraven den ehrsamen

Nicolaas Limpens gewesener Schepen

der heerlicheit Schinnen is gestorven

den 20 julij 1705 en sijn huisvrouw

Marija Pijls is gestorven 16 augustus 1729

Bidt Godt voor

die lieve Seelen

Nicolaas Limpens wordt omstreeks 1645 geboren te Schinnen. Hij huwde op 24 oktober 1675 te Schinnen met Maria Pijls. Zij wordt gedoopt op 19 september 1650 te Schinnen. Toen Limpens overleed is hij ongeveer 60 jaar oud. Hij is landeigenaar, herbergier, chirurgijn en schepen van Schinnen van 1698 tot 1705. Verder is hij eigenaar van een hoeve onder Nagelbeek-Schinnen. Ook is hij brouwer op het Banale Panhuis (de latere Schepenbank) te Oirsbeek. Maria Pijls is bij het overlijden bijna 79 jaar oud.

 9.

Dit hardstenen kruis is ingemetseld in de muur van de kripte. Het kruis is boven voorzien van de Calvarie voorstelling. Onder in de steen is een afbeelding van St. Lambertus met daaronder de tekst St Lambert. En verder de volgende tekst:

 Heir leigt begraven den Ehrsamen

Gerart Hennen is Gestorven den 24

octobris 1718 Ende sin huisfrauw

Maria Liempens is gestorven den 10

februarij 1717 bit Gott vor dij seelen

 In het kerkregister van het overlijden staat hij ingeschreven als Gerhardus Hennen “Scabinus ex Ophoven) schepen van de Schepenbank Oirsbeek en wonende te Ophoven-Oppeven. Hij wordt op 26 oktober op het kerkhof te Oirsbeek begraven. Maria Limpens echtgenote van Gerhardus Hennen overleed te Ophoven-Oppeven en is 95 jaar oud en wordt op 12 februari begraven.

 10.

Dit hardstenen kruis is ingemetseld in de muur van de kripte. Het kruis is boven voorzien van de Calvarie voorstelling. Onder in de steen is een doodshoofd met daaronder een bot afgebeeld. Op de steen staat de volgende tekst:

 ANO 1759 dIE 30 NOVEMB.

OBIJT MARTINUS MERTENS

Æ TATIS 87 1716 DIE 2 IVLII

OBIJT MECHTILDIS GIELEN

Æ TATIS 49 VXOR EIVS -R-I-P.

WILHEL. BLVMMEN * ELISABETH MERTENS

(VXOR EIVS -R-I-P. = echtgenote van hem- zij ruste in vrede)

Martinus Mertens overleed te Ophoven-Oppeven op 30 november 1759 aan een beroerte in de leeftijd van 87 jaar. Zij vrouw Mechtildis Gielen overleed op 2 juli 1716 te Ophoven-Oppeven in de leeftijd van 49 jaar en werd op 3 juli begraven.

Het echtpaar Wilhelmus Blummen-Blommen en Elisabeth Mertens hebben deze grafsteen voor haar ouder geplaatst.

 11.

Dit hardstenen kruis is ingemetseld in de muur van de kripte. Het kruis is boven voorzien van de Calvarie voorstelling. Op de steen staat de volgende tekst:

 Hier ligt begraven den Eersaeme

dierck pricken gewesener 53 iahr

Custer tot oirsbeck, jtgen

lienardts gewesener Eheman

starff Ao 1695

den 25

Martius

Volgens het kerkregister overleed Theodorus (Dierck-Dirck) Priequen (Pricken) op 24 maart 1695. Hij is 53 jaar koster van de parochiekerk en werd op 27 maart begraven.

Dierck is weduwnaar van Ida Lenarts en de tweede keer gehuwd met Elisabeth Schmets. Elisabeth overleed als weduwe op 5 november 1720. Ida Lenarts moet voor 1687 overleden zijn. De eerste onderwijzer die te Oirsbeek wordt gevonden is koster Theodoor Pricken.

Hij wordt vernoemd in de kerkvisitatie van 1667. Dirck Pricken werd geboren in 1627 en werd in 1642 tot koster en schoolmeester benoemd. Hij volgde daarmee Hendrick Aelfers op. Pricken was dus reeds met 15 jaar koster van de parochie of hij toen ook al onderwijs gaf is te betwijfelen. Koster Pricken had ook een goed lopende herberg bij de kerk.

Tussen 1642 en 1684 heeft hij tijdens zijn kostersambt drie keer het ambt van kerkmeester voor anderen waargenomen.

Koster en magister (onderwijzer) Pricken wordt opgevolgd door zijn schoonzoon Jacob van de Vijver, alias van de Viver. Jacob was geboortig van Doenrade. Hij werd benoemd door de gemeente (parochianen) op voorspraak van pastoor Joannes Daubach. Jacob huwde op 28 oktober 1688 te Oirsbeek met Maria Pricquen (Pricken).